terug

Een wandelkaart lezen: 4 dingen waar je op moet letten

Tegenwoordig heb je tal van moderne hulpmiddelen om te voorkomen dat je verdwaalt, zoals GPS en smartphones. Maar soms gaat er toch niets boven een ouderwetse papieren kaart. Zeker als je wandeling wat langer is dan de levensduur van je accu kan het handig zijn om een kaart in reserve te hebben, of misschien vind je een fysieke kaart gewoon prettiger lezen. Bedenk echter wel dat een (berg)wandelkaart iets anders is dan een routekaart op Google Maps. Er staan veel lijntjes en kleuren op, wat de eerste keer best verwarrend kan zijn. Waar moet je dan op letten om een wandelkaart goed te kunnen lezen?

1: Kies de juiste kaart

Dit klinkt misschien als een open deur, maar wandelkaarten zijn er in allerlei soorten en maten. Dat betekent dat er ook grote verschillen zijn in de inhoud en opmaak van de kaart. Bedenk daarom vooraf goed welke routes je wil wandelen, en controleer ook of deze trajecten wel op de kaart staan. Er zijn talloze uitgevers van wandelkaarten, maar voor Europa zijn die van bekende namen als IGN (Frankrijk), Kompass (de Alpen en Zuid-Europa) en GeoMap (Duitsland) vaak een aanrader. Ook belangrijk: kijk goed in welk jaar je kaart is gemaakt en wanneer hij voor het laatst is bijgewerkt. Wandelroutes kunnen in de loop der jaren behoorlijk zijn aangepast, dus neem het liefst geen al te oude kaart mee in je rugzak.

2: Kijk goed naar de legenda

Misschien ben je geneigd om meteen je favoriete wandelroute op te zoeken en de legenda maar links te laten liggen. Begrijpelijk, maar toch kan het geen kwaad om iets meer geduld te hebben. Zeker als je voor het eerst met een wandelkaart gaat lopen, weet je misschien niet direct wat alle symbolen en kleuren van de lijntjes betekenen. Neem daarom vooraf even goed de legenda door, om te kijken wat welke markering aangeeft. Zo krijg je een goed beeld van wat voor type terrein en paden (verhard/onverhard, licht/zwaar etc.) je onderweg kan verwachten, waardoor de kans veel kleiner is dat je onderweg voor vervelende verrassingen komt te staan.

Foto: Unsplash

3: Houd rekening met de hoogtelijnen

Waarschijnlijk heb je ze al eens zien staan op een kaart, die dunne, veelal boogvormige, hoogtelijnen met cijfertjes ernaast. Hieruit kan je als wandelaar veel informatie halen, zeker als je in een heuvel- of bergachtig gebied gaat lopen. Op deze lijnen zie je namelijk niet alleen tot welke hoogtes je klimt en daalt, maar ook hoe steil de hellingen zijn. Hierbij geldt: hoe dichter de hoogtelijnen op elkaar staan, hoe steiler de helling. Loopt jouw pad parallel aan de hoogtelijnen, dan loop je grotendeels op dezelfde hoogte. Staat je pad daarentegen haaks op veel hoogtelijnen dicht bij elkaar? Bereid je dan voor op een stevige klim of afdaling.

4: Schat de afstand én tijd goed in

Ga je zelf een route uitstippelen met behulp van je wandelkaart? Zorg er dan voor dat je de afstand goed inschat. Elke wandelkaart heeft hiervoor zijn eigen schaal, die wordt uitgedrukt in een schaal van 1 op een getal. Een veelvoorkomende schaal is 1:25.000, wat betekent dat 1 cm op de kaart in werkelijkheid 250 meter is. Als je dus op de kaart een route langs een aantal leuke bezienswaardigheden uitstippelt, let er dan wel op dat hij niet te lang wordt. Minstens zo belangrijk als de afstand is echter de tijd die het je naar verwachting gaat kosten. Een kilometer in de Alpen is namelijk toch echt iets anders dan een kilometer in de Nederlandse polders. Een goede vuistregel is dat je ongeveer een uur doet over 300 meter stijgen, en 500 meter dalen kost je eveneens een uur. Zie je dus op de kaart dat je veel moet stijgen en dalen op je route, zorg er dan voor dat je hem niet te lang maakt. Het wandelen moet immers wel leuk blijven, en je wil ook voor het donker weer terug zijn.


Meer weten over Wandelmagazine? Ja graag!



Bekijk ook deze items